Blikken

Wat ben ik? Iets wat uit haar schoot viel en rolt naar een gat in de grond, nog natrappend. Hugo Claus

Wat ben ik? Iets wat uit haar schoot viel en rolt naar een gat in de grond, nog natrappend. Hugo Claus

Wanneer ik linksaf op weg naar huis de woning passeerde, zag ik voor het raam een bed staan. In dat bed lag een man. Hij keek me aan. Hij keek me aan, zoals hij misschien iedere passant aankeek: vermoeid.

Elke dag zag ik hem. Ik keek terug, maar zwaaide nog net niet. Misschien had hij dat wel aardig gevonden, maar ik deed het niet; ik dorst het niet. Misschien had hij dat ook wel niet aardig gevonden. Dus keken we alleen maar naar mekaar.

De man was steeds alleen. Hij had nooit bezoek. Hij lag alleen maar in bed en keek naar buiten. Hij keek naar mij. En ik keek terug.

Vandaag was het bed weg, net als de man.

Er stond een vreemde vrouw voor het raam. Ze keek naar buiten. Ze keek naar mij. Ze keek naar mij zoals misschien naar elke passant: vermoeid.

[Ik denk dat ik de komende tijd rechtsaf op weg naar huis ga.]

Standaard

5 gedachten over “Blikken

Laat een reactie achter bij peerReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.