“Heeft u uw amandelen nog?” vroeg de dokter terwijl ie met een stokje en een lampje in mijn keel keek.
Mijn angina had zich doorgezet en na anderhalve week wilde ik er wel vanaf. Mijn huisarts moest me een gorgeldrankje voorschrijven of desnoods een antibioticum, zodat ik aan de buitenwereld kon tonen hoe ernstig mijn situatie was.
Maar nou kwam ie naar de staat van mijn amandelen informeren.
Ik had er gruwelijke verhalen van gehoord, van het verwijderen van de tonsillen. Bloederige operatietaferelen drongen zich aan me op, afgewisseld met moeizame herstelscènes in een wit ziekenhuisbed. Ik zou ijs moeten eten, wist ik, veel ijs. Ik hou niet van ijs. En mijn keelpijn zou onbeschrijflijk zijn, zo smartelijk. Als ik al uit de narcose zou ontwaken, natuurlijk.
“Nee, die zijn in orde.” onderbrak de huisarts mijn visioen.
[Niet meer dan een wat hardnekkig virus is mijn lot. “Het heerst.” zei de dokter nog. “Veel zuigen en de keel goed vochtig houden.” Ik liet dit schot voor open doel onbenut.]
Dus geen amandeloperatie? Wat een zonde, al dat melodrama dat we nu weer mislopen.
{Mowl: ik zal het proberen te compenseren.}