Chimère

kommetjes

Je kan niet alles hebben. Waar zou je het moeten opstapelen? Ann Landers

Tante was naar ’t ziekenhuis geweest om zich helemaal te laten doorlichten. De nacht d’rvoor, vertelde ze me, was ze rond tweeën wakker geworden en had ze van de zenuwen de slaap niet meer kunnen vatten.

“Was Oom d’r nog maar.” zuchtte ze. “Dan had ik met hem kunnen praten. En hij met mij.”

We waren allebei even stil. Tante mijmerde en ik had ’n bedenking.

“Maar u praatte daar toch nooit over met Oom?” dorst ik uiteindelijk voorzichtig. “Omdat ie daar niet tegen kon?” Tante keek op.

“Mmm?” deed ze. “Och nee, natuurlijk niet.” Ze streek met d’r hand over ’t tafelkleed. “Dan was ie helemaal overstuur geraakt.” Ze tuurde naar beneden. “Maar ’t had gekund.”

[Ik knikte. Ik begreep. ’t Ging niet om de werkelijkheid — ’t ging om ’t potentieel.]

Standaard

3 gedachten over “Chimère

  1. Gewoon de idee dat ze het hem had kunnen zeggen als ze het echt niet meer hield was al voldoende denk ik.

    {Mowl: er zijn is soms belangrijker dan wat zeggen of doen.}

Laat een reactie achter bij peerReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.