De muis die brulde

Opeens trippelde hij over de houten vloer van de woonkamer. De kleine, bruine muis.

Eigenlijk had Pim hem het eerst opgemerkt. Terwijl hij een seconde eerder nog vredig opgerold lag te dromen op mijn bovenbeen was nu zijn kopje omhooggeschoten. Het kattenlijfje trilde als een gespannen boog. Een fractie later lanceerde hij zichzelf en had de muis te pakken. Toen pas richtte Zusje haar hoofd op. Zij bekeek het schouwspel van een afstand.

Pim gaf het diertje een paar tikken, waardoor het door de lucht buitelde. Nog voor het de grond raakte had Pim het alweer opgevangen om er verder mee te jongleren. Ik overwoog niet om het leventje te redden, want ik wist dat Pim te snel was. Als ik hem zou naderen zou hij het muisje weggrissen en ermee onder het aanrecht verdwijnen.

Ik was daarom stiekem blij toen het diertje zich — tegen alle verwachtingen in — wist te bevrijden en veilig te stellen onder de televisiekast.

Pim zou zich niet gewonnen geven, besefte ik. Hij zou met een benijdenswaardig geduld postvatten en niet rusten voor hij de muis weer in zijn bezit had. Zusje gaapte en rekte zich uit.

Tot mijn stomme verbazing duurde het niet lang voordat het muisje zich weer vertoonde. Met ware doodsverachting liep het, vanonder de kast uit, naar het midden van de kamer. Zusje ging tot aktie over. Ze liet zich van de bank afglijden en kuierde naar het dier. Even zag ik de kraaloogjes van het gedoemde dier. Zag ik daar uitdaging en trots?

Met een grote duiksprong had Pim het beestje te pakken. Met het knaagdier als een trofee tussen de kaken verdween hij snel achter de bank. Ik probeerde me geen voorstelling te maken van wat daar gebeurde. Dit was voorwaar het einde van een dappere muis.

Even later kwam Pim weer bij me liggen. Hij spinde tevreden.

-„Jij moordenaar!” fluisterde ik. Pim kneep zijn oogjes toe, rolde zich op en sliep. Zus sprong op de bank en gaapte.

Vanmorgen, toen de wekker ging, renden de drie katten (Mies had zich inmiddels weer bij ons gevoegd) naar beneden, voor het eten. Ze mauwden luid toen ik hun bakjes voor hen neerzette. Alsof hun leven ervan afhing schrokten ze de brokjes naar binnen. Toen zag ik hem. Weer. Muis. Bij het waterbakje.

Pim zag hem ook. Hij liep op hem af. Even stonden ze, neus aan neus, tegenover elkaar. Ditmaal wachtte ik niet af. Ik pakte vliegensvlug een beker en zette die omgekeerd op Muis. Het ging allemaal te snel voor Pim en Muis.

Even later zette ik het diertje buiten. Het bleef even wachten en keek me aan. Een moment meende ik verbazing en vreugde te zien. Toen rende het weg, de jonge ochtend in.

[Ik heb diep respect voor dit diertje. Ik zou hem dan ook willen nomineren voor ‘Grootste Muis Aller Tijden’. Ach wat — ik g驦 hem die titel gewoon!]

Standaard

Zeg het eens.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.