|
Ik zag Elbert op de televisie. Hij was bij de begrafenis van Simon Vinkenoog. De verslaggever vroeg ‘m wat of de dichter voor ‘m betekend had, of iets dergelijks.
In mijn tijd zag ik Elbert elke week in de kelder van de collectieve kroeg. De laatste keer dat ik ‘m sprak had ie ’n gesubsidieerde baan. Hij rookte shag en had bruine tanden. Hij vertelde dat ie ziek was.
Ik voelde medelijden met de man. Maar, zoals dat gaat, ik was blij toen ik ’t gesprek op ’n beleefde manier kon afronden. Sommige herinneringen kunnen maar beter dat ook blijven, dacht ik.
Tot ik ‘m dus op televisie zag. De enige keer dat ik op televisie was, mocht ik chocoladehagelslag testen. Niemand haalde ’t in z’n hoofd me toen te vragen naar ’t belang van bekende literatoren. D’r was er die dag ook geen gestorven, trouwens, noch de dagen ervoor — maar toch.
Ineens voelde ik me mislukt.
[Hoewel ik ook niet had geweten wat ik had moeten vinden als me naar Simon Vinkenoog was gevraagd. Maar daar gaat ’t niet om.]
Veel belangrijker is het dat mensen over een paar decennia uit het blote hoofd kunnen vertellen wat het literaire belang van Mowl was.
{Mowl: wacht es — cynisch?}
Over Vinkenoog had ik absoluut geen mening gehad.
{Mowl: je moet ook niet over alles ’n mening willen hebben.}
Niet mislut voelen.
Voor mensen die je lief zijn, ben jij meer dan de moeite waard
{Mowl: dat lijken d’r steeds minder te worden.}
Hoogstwaarschijnlijk zijn er méér mensen die het belang van hagelslag hoger achten dan dat van literatuur…..
{Mowl: dat zien we aan de peilingen.}
Roken, bruine tanden… Wellicht zag hij in Vinkenoog zijn evenbeeld. Dan zal hij ook wel sterven. Net als wij allemaal… ooit.
{Mowl: wij allemaal? Ik toch niet, hoor.}
Ik gun jou het eeuwige leven…
{Mowl: ik ben d’r zelf nog niet over uit.}