Ooit heb ik het al over hem gehad: de kleine, kromgebogen man, met geelgrijs haar en evenzo snor, die, starend naar het voetpad en met een plastic tas geklemd onder zijn arm, me dagelijks tegemoet loopt – hij, zo veronderstel ik, op weg naar het station, ik er net vandaan komend.
Hij ontwijkt m’n blik consequent, waardoor (juist daardoor) ik elke dag weer blijf proberen oogcontact met hem te maken; tot op heden zonder resultaat. (Ik zou trouwens niet weten wat te doen wanneer de man ineens op zou kijken en me goedendag zou knikken. Het spel zou dan gespeeld zijn, denk ik, de lol er van af.)
Vanmorgen zag ik hem weer – tas onder de armen, blik gekeerd naar de stoeptegels. Maar toen gebeurde er iets onverwachts: hij stopte.
De man met de tas en het grijsgele haar draaide zich naar een etalage aan de kant van zijn route. Daar bleef hij staan kijken.
Ongemerkt versnelde ik mijn pas.
[O, nieuwsgierigheid – brandstof van mijn leven. Kon ik je winnen en verzilveren.]
2 halen 1 betalen bij de Appie?
{Mowl: daar kwamen we niet langs, vrees ik.}
Kenmerkend voor de individuele samenleving van vandaag de dag… geen oogcontact
{Mowl: nou, met de meeste passanten lukt me dat wel.}
Heerlijk tijdverdrijf: je afvragen waar iemand vandaan komt, heengaat en wat-ie doet. Of juist niet doet. Maar laat’t maar lekker een mysterie blijven. Anders is de lol eraf.
{Mowl: heel waar. Zou je d’r je geld mee kunnen verdienen?}
ik verdien geld met mijn nieuwsgierigheid
{Mowl: ik ben afgewezen voor de School voor Journalistiek.}