|
Sommige mensen kunnen ’t goed, sommigen houden d’r van, ’n enkeling kan ’t goed én houdt d’r van, ik kan ’t niet en hou d’r niet van: vergaderen. Daar, ik heb ’t gezegd. Na vijfentwintig jaar overheidsdienst kan ik eindelijk bekennen dat ik de essentie van m’n ambtenarenbestaan niet beheers. Ik ben compleet ongeschikt voor m’n werk. Maar da’s niet erg, want dat geldt voor veel mensen.
Goed. D’r was weer ’n beraadslaging gepland. Keurig had ik de uitnodiging gehoorzaamd. De agenda werd punt voor punt afgewerkt, terwijl ik droomde van de dingen die ik ook had kunnen doen. Opeens hoorde ik m’n naam.
“Of jij nog wat had voor de rondvraag.” zei m’n buurvrouw.
“Zolang ’t niet over ’t Songfestival gaat.” waarschuwde de voorzitter.
[Ik was verrast. Hoe wist hij nou waar m’n gedachten waren?]