Naast het fietspad stopte een groene sedan. Een man en een vrouw, die verdacht veel leken op een echtpaar, stapten uit: hij aan de bestuurderskant, zij aan de passagierszijde. Ze hadden woorden – tenminste: omdat ze zo hard tegen elkaar riepen leek het toch wel zo.
Het twistgesprek (waaraan ik – o drama! – geen touw kon vastknopen) leidde zo af, dat de vrouw zomaar, zonder uit te kijken, het fietspad opliep. Een voorbijrazende biker had haar bijna geschept, als de man haar niet net op tijd had weggetrokken.
“Stomme trut!” schold de man (ik wist nu zeker dat het een stel was), “Heb jij dan geen ogen in je hoofd?”
“Ik heb alleen maar oog voor jou!” schreeuwde de vrouw terug.
[De man glimlachte breed en sloeg een arm om de kont van de vrouw. Zonder iets te zeggen duwde zij hem met een kort maar verliefd gebaar weg. De grijns bleef.]
Dat jij daar toch altijd op uitloopt. Zou er sprake zijn van een oorzakelijk verband?
{Mowl: altijd, altijd — dat valt toch best mee, niet?}
Was sich neckt das liebt sich …
{Mowl: maar geldt dat omgekeerd ook?}
Amazing love story.
{Mowl: toch wel, niet?}