Gelijmd

elke graankorrel die barst
is een veld vol aren
Erik van Ruysbeek

Met een zekere ingehouden fierheid toonde ze me het boekje.

“Frieda was mijn vriendin,” zei ze. “We kenden elkaar van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam. Ze was net zo Joods als ik.”

De biografie ging over een jong meisje dat naar Auschwitz werd gedeporteerd en overleefde dankzij de heimelijke voedselverstrekking door haar moeder en die van Anne en Margot, die samen met haar in de ziekenbarak lagen.

“De familie van mijn man is ook grotendeels vermoord,” vertelde de vrouw.

“En de uwe?” wilde ik weten. Ik had de impertentie van de vraag nog niet meteen door. Dat de vrouw aarzelde te antwoorden, zag ik wel.

“Iedereen heeft het overleefd,” zei ze beheerst.

“Dan heeft u geluk gehad,” waagde ik voordat ik het begreep. Haar ogen vertelden me dat in een wereld vol slachtoffers iedereen getroffen is, ook al ben je het niet.

“Er is geen geluk,” verstilde de vrouw.

Standaard