“Dag buurvrouw.” zei de slagerszoon vrolijk. Hij zette net een paar stoelen op het terras neer. De aangesproken vrouw droeg een wapperrokje, want het wapperde als ze zich blij verrast omdraaide.
“Dag buurman.” groette ze terug.
“Ga je zo naar de wedstrijd kijken?” vroeg de slagerszoon. Rokje schudde haar hoofd.
“Ik moet werken.” zei ze. “Jammer.”
“Jammer.” vond de slagerszoon ook. “Anders had je misschien…” Hij maakte de zin niet af. Maar dat was ook niet nodig. Rokje begreep hem.
“Anders misschien.” knikte ze. “Jammer.” De slagerszoon zette de stoelen op hun plek.
“Volgende keer dan.” zei hij. Rokje zwaaide.
“Volgende keer.” glimlachte ze. “Misschien.”
[Ze liep weg, haar rokje nog altijd wapperend. Ik miste Martin Bril ineens.]
Thank you for mentioning
Martin Bril.
I never heard of him before.
Brilliant man.
What a shame he died so
young.
{Mowl: wat goed is gaat snel. Maar wij zijn d’r nog.}
Was het maar altijd rokjesdag?
{Mowl: wat ’t weer betreft, wel.}