Het Mannetje

Toen ik vanmorgen de trein instapte, leek er nog niks aan de hand. Dat veranderde al, toen even later een zwerver binnenkwam, met twee oranje boodschappentassen en een winkelwagen met nog meer spullen. Hij parkeerde zijn eigendommen aan mijn linkerzijde en zette zich naast mij. Hij zag er grauw en ongeschoren uit. Zijn rechteroog zat dicht en was bedekt met korstjes. Zijn kleren waren – net als hij – al lange tijd niet meer gewassen. Hier had ik geen zin in, op dit tijdstip.

“Ik ga even ergens anders zitten.” zei ik en stond op.
“Dat begrijp ik.” zei de zwerver. Ik liep naar voren waar een vierzitter uitnodigend op me wachtte.

Aan de andere kant zat een mevrouw met een gele jas. Ik herkende haar als een enquê´²ice. We knikten naar elkaar. De trein was verder leeg.

Bij het eerstvolgende station stapte Het Mannetje in. Dat verdient uitleg.

Het Mannetje is een schriel figuur, dat met te hoog opgetrokken broek en een plastic tas met daarin hoogstwaarschijnlijk zijn boterhammetjes, op het perron staat te wachten op mijn trein. Hij is kalend, draagt een brilletje en snuift. Nee, geen verdovende middelen, maar zijn neus. Hij verkeert in een continue staat van verkoudheid.
Als Het Mannetje de trein betreedt, gaat hij zitten op de eerste de beste plaats waar een krant ligt. Ongeacht of daar iemand anders zit. Het is mij al eens overkomen, dat hij pal naast mij kwam zitten, terwijl de rest van de trein nagenoeg leeg was. Het is niet goed, maar dan gaat mijn territoriumdrift opspelen. Het Mannetje merkt daar overigens niks van, bladert door zijn krantje en snuift.

Ditmaal ging Het Mannetje naast de enquê´²ice zitten. Deze dame vond dit een goed moment om met haar werk te beginnen. Ze stond op en liep naar mij.

“Mag ik uw vervoerbewijs zien?” vroeg ze. Ditmaal had ik het bij me. Ik toonde mijn jaartrajectkaart. Ze scande een streepjescode en liep naar Het Mannetje. Vriendelijk vroeg ze om zijn vervoerbewijs.

“Is dit controle?” kraste de stem van Het Mannetje. De enqu괲ice legde uit dat dit een onderzoek betrof.

“Ik laat mijn kaartje alleen voor controle zien.” kraste Het Mannetje. De enqu괲ice leek zich ongemakkelijk te gaan voelen. Ze gooide het over een andere boeg.

“Heeft u een vervoerbewijs?” vroeg ze.

“Dat gaat u niks aan.”

De enquê´²ice twijfelde even en scande toen een bepaalde code. Ze keek me aan en ik moest lachen. Ze haalde haar schouders op en liep richting de zwerver. Het Mannetje had door dat ik me vrolijk maakte.

“Lach je me uit?” klonk hij, wat feller dan hiervoor. Ik kon niet anders dan bevestigen.

“Je moet je niet in mijn priv魡angelegenheden mengen! Halve gek!” Het mannetje werd kwaad.

“U heeft helemaal gelijk. Laten we er maar over ophouden.” probeerde ik te sussen.

“Houdt je bek! Halve gek!” riep Het Mannetje, razend.

Ik herhaalde: “U heeft gelijk. Laten we ophouden.”

“Houdt je bek! Halve gek!” tierde Het Mannetje en gooide een krant naar mij.

Dat had ie niet moeten doen. Langzaam stond ik op – ik voelde me twee meter lang – en bewoog naar Het Mannetje. Ik zag ‘m krimpen. Mijn vuisten balden zich voor zijn gezicht.

“En nou is het afgelopen.” zei ik, “Ik wil niets meer horen.”

“Ik…” probeerde Het Mannetje.

“Geen woord meer!” Ik stond versteld van mezelf. Zo kende ik me niet. Ik zou bang zijn geworden van mezelf. Het Mannetje in elk geval wel. Zwijgend kroop hij achter zijn krantje. Langzaam keerde ik terug naar mijn zitplaats.

Adrenaline gierde door mijn aderen. Ik v󥬤e me niet alleen twee meter lang, ik w᳠het op dat moment ook.

Nu en dan keek ik nog naar Het Mannetje. Zijn krantje stijf voor zijn gezicht getrokken.

Toen ik uitstapte, liep ik langs de zwerver. Hij leek blij te zijn dat ik niet naast hem was blijven zitten.

Standaard

Zeg het eens.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.