Hymne

Wie vindt houvast
aan lettergrepen?
Lejo van Kuijeren

Dat ik zong ontdekte ik eigenlijk pas later – ik moet al even bezig zijn geweest.

Ik weet geeneens meer wat ik zong, alleen dat er een lied rolde door de verlaten gangpaden langs de onaangeraakte boeken. De tonen roerden bijkans mijzelf.

Nu pas merkte ik hoe stil ik was geweest, daar in de zwijgende zalen, de laatste weken, zonder iemand om me heen. Ik ben anders nooit stil. Ik zing.

Er was meer te bedenken, voelde ik, nu de inperkingen langzaam verzacht lijken te gaan worden en de deuren van mijn werk vanaf maandag weer geopend zullen zijn.

Ik heb de mensen gemist – ik, die nooit iets van ze moest hebben, de misantroop pur sang: ik miste warempel de gesprekken, de kletspraat zelfs, nee, zelfs de aanrakingen, terloops als ze dan waren, onnadrukkelijk vooral, maar altoos aktes van anderen.

Mijn hemel, dacht ik, zo slecht ben ik misschien nog niet.

Standaard