De jongen – och, had ik maar zulk haar! Zo’n lach! Die jeugd! – en het meisje hadden wat samen. Maar dat wat was nu even niet zo mooi.
Dat zag je aan hoe ze tegenover de jongen stond, het meisje, met de armen hermetisch gesloten over elkaar. Er moest iets worden opgehelderd, zoveel was duidelijk.
De jongen wierp zijn wapens in de strijd, zoals hij dat vaker gedaan moest hebben, dacht ik. Hij lachte en streelde en sprak zoete woorden. En zowaar: het meisje ontdooide. Haar strakke blik gleed in een glimlach. Ze liet haar armen zakken, of nee: ze gingen meteen weer omhoog om de jongen ermee tegen zich aan te drukken. De lippen volgden snel.
De jongen bleef maar lachen.
[Ik had het meisje misschien moeten waarschuwen: dat het nooit goed kon gaan, zo’n jongen. Met zulk haar. Zo’n lach. Die jeugd. Iets beet in me. Ah: de kift.]
Ah sweet memories! Het goedmaken was het leukste van een ruzie.
{Mowl: dat gebeurt als je ouder wordt — minder ruzies.}
Vroeger…
{Mowl: is dood. Helaas.}
Jij smelt toch ook iedere keer weer voor Brrrr?
{Mowl: ik ben ’n nat plasje.}
Most of those “pretty boys”
think that monogamy is
something to make furniture
with.
{Mowl: of ’n wip.}
Kift groeit met de jaren, is ’t niet?
{Mowl: als enige.}