|
Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog nooit ’n rilette van ’n bijna uitgestorven (maar herfokt) hoen had gehad. Maar toen ’t laatste proeftoastje voor me van de toonbank was verdwenen, begon ik d’r hevig naar te verlangen.
“Wacht maar,” troostte de dame aan de andere kant van de toonbank, “ik maak d’r nog wel ’n paar.” Waarna ze de toastjes brak en besmeerde met de godenspijs en truffeljus. M’n mond vulde zich met speeksel.
“Alsjeblieft.” zei ze. Ik was bereid ’t hapje aan te pakken, maar ’n ander was me voor.
“Dankuwel.” zei die ander. Ik stond stamelend te staren. De dame aan de andere kant van de toonbank scheen niks door te hebben. Ze smeerde d’r gewoon nog één.
“Alsjeblieft.” zei ze.
[Ditmaal was ik d’r als de kippen bij, om met de rilette te spreken.]
En was het te eten?
{Mowl: za-lig.}
Het is maar goed dat ik niet op de vroege ochtend hier voorbij kom, ik zou ter plekke ochtendziek worden. Het plaatje heeft niets, maar dan ook echt niets aantrekkelijks…kouwe kip dus
{Mowl: nee-nee-nee — ’n rilette van hoen. Limburgers kennen dat toch zeker wel?}
Op e foto ziet het er niet aantrekkelijk uit…
{Mowl: meen je dat nou?}
De gratis blokjes kaas bij de Albert Heijn waren gisteren ook erg lekker. Ik heb er drie gepakt, want daar staat tenminste niemand bij.
{Mowl: neem de volgende keer je fonduestel mee.}
Soms smaakt iets lekkerder dan dat het er uit ziet.
{Mowl: hoezo? Ziet dit d’r niet smakelijk uit?}