Kater

Als je tegen hem zegt dat ie mooi en lief is kijkt Pim een beetje daas om zich heen. Mooi en lief? Ja en? Dat weet toch iedereen?

Er is geen poes zo verguld met zichzelf als onze Pim. O, wat heeft de wereld het toch getroffen met hem!

Die houding had ie als kitten al, toen we hem van een gewisse dood redden. Vanwege een kronkel in zijn tongetje kon ie geen melk drinken bij zijn moeder en groeide hij op tot slechts de helft van de stoere Noorse boskat die hij had moeten worden. De fokker zag er geen brood in – maar wij wilden hem juist graag hebben. De fokker schroomde niet het volle pond voor het mismaakte katje te vragen. Wij waren (toen al) stom genoeg om het volle pond voor hem neer te tellen. We hebben er geen dag spijt van gehad.

En Pim ook niet. Waar andere achtergebleven wezens zich een nederige plaats onder de zon toemeten, eiste hij vanaf dag é©® meteen, als vanzelfsprekend, de toppositie op. Dit tot ergernis van Mies en wanhoop van Zus.

Naast van zichzelf houdt Pim gelukkig ook heel erg van ons. Hij kan urenlang onze neuzen schoonlikken en wijkt geen meter van onze zij. Af en toe loopt ie zelfs een beetje voor de voeten. Lichtelijk ge벧erd zetten we hem dan opzij. Omdat wij groter en sterker zijn dan hij, accepteert Pim dat. Maar begrijpen doet ie het niet. Want, heej, wie wil d’r nou niet gestalkt worden door een kater als Pim?

[Begrijp je nu dat we niet op vakantie kunnen? Een dag, twee misschien – maar dan moeten we wel terug zijn. Van Pim.]

Standaard

Zeg het eens.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.