Kruimeltjes

De herinnering aan voorbij verdriet is aangenaam. Euripides

Ik herkende meteen wat ik deed, toen ik een kruimeltje met de vlakke hand van tafel veegde. Zij deed dat ook steeds, kruimeltjes vegen. Mijn moeder. Zij veegde altijd kruimeltjes van de tafel, met haar vlakke hand. Net zoals ik dat nu deed.

Het begint met zoiets kleins, dacht ik. Ik huiverde. Ik wilde niet huiveren, maar ik huiverde toch.

Ik probeerde me voor de geest te halen, hoe lang ik dat al deed, zo kruimeltjes met de vlakke hand van de tafel afvegen. Best al een tijd, dacht ik, ik was best al een tijd kruimeltjes van de tafel aan het vegen, zoals mijn moeder dat altijd deed.

Als dat alles is wat ik van haar heb, valt het nog wel mee, hield ik mezelf voor. Het zijn maar kruimeltjes en iedereen veegt ze van de tafel. Niks aan de hand.

“We kopen een tafelveger,” zei ik die avond.

Standaard