Leugen

Het leven is verrukkelijk, maar men moet er het einde van kunnen zien. Hugo Claus

Zomaar ineens kwam mijn moeder bij mij op de bank zitten. Ze legde haar hoofd op mijn schoot. “Mag wel even, hè?” zei ze. Ik vergat dat ze al begraven was.

Ik streelde haar door de haren. Ze waren nog net zo sluik en grijs als ik me herinnerde. Ze sloot haar ogen.

“Ik weet wel dat ze niet allemaal zo aardig zijn voor jou,” zei ze.

“Maar het komt allemaal wel goed, toch?” zei ik. Ik hoorde mijn eigen hoop.

“Hoe moet ik dat weten,” zei mijn moeder, “ik ben dood, niet helderziend.” Ze moest gniffelen. “Vroeger, als je naar de tandarts ging, wilde je ook al dat ik zei dat alles goed kwam.”

“En dat was dan ook zo,” herinnerde ik me. Mijn moeder sperde haar ogen open en keek me aan.

“Ik loog,” zei ze. Daarna sloot ze ze weer.

“Maar het werkte blijkbaar wel,” monkelde ze.

Standaard