Hij deed goedgemutst, misschien wel iets tè – maar hij was nieuw. Zij zat tegenover hem en informeerde hardop naar zijn eerste werkweek, misschien ook iets tè. Ik kon ze niet negeren, al had ik gewild.
“Hoe is dat nou gegaan, die eerste week?” vroeg ze. De man straalde door, ondanks die nou tussen haar woorden.
“Geweldig.” jubelde hij. “Wel vermoeiend: al die nieuwe indrukken, die nieuwe collega’s.” Hierbij schudde de man semi-fronsend met zijn hoofd, om daarna meteen weer terug in de straalmodus te schieten. “Maar wel geweldig, hoor.” Hij knikte krachtig. “Ge-wel-dig!”
Zij keek hem schuinig aan.
“Je voorganger vond het anders niet zo ge-wel-dig.” tartte ze. “Die heeft zich uiteindelijk van kant gemaakt.”
[Evengoed bleef hij stralen, al leek het even te haperen, zoals soms het elektriciteitsnet door schommelingen in de stroomtoevoer het licht kan doen flikkeren. “Zo.” zei de man om de herstelwerkzaamheden wat tijd te gunnen.]
No Egbert, she was trying
to remove the icing
of his cake.
{Mowl: niet zo cynisch. (Dit was toch cynisch?)}
Yes it was.
{Mowl: goed zo.}
Dus…
{Mowl: ja, dat weet ik niet.}
Maar was dat vanwege zijn werk?
{Mowl: ik vertel je wat ik hoorde. Trek je eigen conclusies.}
Anyway, het was sowieso een onnodige opmerking van zij. Hij heeft niks met het ‘vertrek’ van zijn voorganger van doen.
{Mowl: zij klonk alsof ze zijn voorland voorzag.}
De een zijn dood is de ander zijn brood, of zoiets?
{Mowl: zoiets.}