Ik heb Tante eigenlijk nooit gekust.
Tante moppert, gromt, knort. Ik was, als kind, best wel een beetje bang voor Tante. En angst kus je niet.
Bang voor Tante ben ik allang niet meer. Door haar gebrom heen hoor ik haar leven en dan moet ik soms een beetje lachen of dan een beetje huilen. Maar van tederheid kwam het niet.
Tot de laatste keer dat ze op bezoek was. Toen ze vertrok heb ik het gedaan. Zomaar. Drie keer, zoals het hoort.
En voor het eerst voelde ik haar huid tegen de mijne.
Zacht.
[Het voelde onbeholpen en ongemakkelijk. Een gewoonte, hoe dom ook, doorbreken blijft moeilijk.]
Zoen zolang het nog kan.
{Mowl: maakt niet uit met wie?}
je moet alles een keer gedaan hebben in je leven
{Mowl: waarom?}