Penarie

Als je toch niet kan ophouden met zuchten, wil je ’t dan doen op een ritme waarop ik dansen kan? Ashleigh Brilliant

Hij had moeite het te begrijpen – of misschien wilde hij dat wel helemaal niet.

“Alleen omdat zij te eigenwijs zijn om te luisteren zitten wij met de gebakken peren,” meewaarde hij. Zijn mondkapje, dat eerst nog zijn lippen had bedekt, zakte ermee tot op de kin.

“Neem mijn buurvrouw nou,” zei hij, “alsjeblieft!” De bejaarde grap deed hem nog iedere keer weer schuddebuiken.

“Nee, maar alle gekheid op een stokje,” zei hij, eenmaal bedaard, “je mag – hoeveel mensen mag je hebben? Twee toch? Nou, zij ontvangt er makkelijk tien. En als ik daar dan wat van zeg, dan zijn de rapen gaar.”

Hij veegde met een zakdoek onder zijn neus.

“Nou zeg ik er niks van, want ik ben doof, maar daar gaat het niet om. Dankzij zulke mensen zitten wij dus in de penarie.”

Het mondkapje dreigde aan één kant los te laten. Ik zei er maar niks van.

Standaard

Zeg het eens.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.