|
Aan hoe de deur mistroostig werd geopend, de jas lusteloos in ’t halletje aan ’t knaapje werd gehangen en de sloffen droefgeestig om de voeten werden geschoven, hoorde de vrouw al hoe de stemming van d’r man zou zijn. Ze wachtte tot ie de woonkamer in kwam.
Hij zei niks, geen Dag of Hoi, zelfs ’n groetend gebrom bleef uit. Zij moest ’n glimlach onderdrukken — ze had dit al verwacht. Maar ze zweeg toch. Ze zag hoe de man naar de stoel voor de televisie liep en naar de afstandsbediening op de leuning greep. ’n Zucht ontsnapte toen ie zich liet zakken.
“En?” kon ze niet nalaten te vragen. “Hoe was ’t?” De man reageerde met iets onduidelijks. Ze begreep ‘m meteen.
“Nou ja.” zei zij. “’t Was ook eigenlijk nog te fris voor blote benen.”
[’n Natuurverschijnsel is nu eenmaal niet op ’n kalender te prikken.]
Ow rokjesdag.. dat tovert dan toch een klein glimlachje op mijn gezicht..
{Mowl: dan heb ik niet voor niks geleefd.}
Ik ga meteen een andere broek aantrekken. Dat optimisme ook altijd.
{Mowl: geen rokje?}
The poor man!
He missed his “long Johns”.
A warning for you, not to
leave them home too early.
{Mowl: eigenlijk bedoel ik iets anders.}