Ik zag het meteen toen hij de trein binnenstapte: dit was een Zeer Trieste Jongen.
Hij had zielenpijn, dat was onmiskenbaar. Zoals hij even bij de deur bleef staan, met zijn droeve blik, het voorhoofd leunend tegen de post. De mondhoeken – o, wat zagen zijn lippen zacht! – stonden streng door ondervinding. Een hand – jong en strak beveld – was naast zijn hoofd geplaatst, dat meewiegde op de cadans van de trein.
Ik wilde hem vasthouden, troosten en bezweren dat het allemaal wel goed zou komen. Het mooiste van het leven was in aantocht, zou ik liegen. Ik zou zijn krullende haren strelen en zijn zoete lippen zoenen, de zoute tranen uit zijn donkere ogen vegen.
De jongen draaide zijn hoofd. Een ogenblik keken we elkaar aan, al zag hij door me heen. Dan wendde hij zich terug af.
[Hij luisterde muziek. Joy Division moest het haast wel zijn.]
Helaas waren het de Vengaboys.
{Mowl: ach, wie is perfect?}
awww zo mooi beschreven!
{Mowl: ja hè?}
Was deze troostjongen ook een omkijkjongen?
{Mowl: reken maar.}