’n Vrouw voerde twee jongens aan kettingen met zich mee. Op ’n slipje na waren ze naakt.
“Alsjeblieft.” zei één van de geketenden. Hij gaf me ’n strooibiljet.
“Dankjewel.” zei ik, terwijl ik naar ’t gezicht van de jongen probeerde te blijven kijken.
“Je moet wel komen, hè!” maande die me voordat ie met ’n licht rukje van me vandaan werd getrokken. Ik staarde ’t drietal na.
“Wat heb jij daar in je handen?” wekte Brrrr me toen ie even later terugkeerde van de koer. Hij ging naast me zitten, op ’t kleed in ’t festivalpark. Hij pakte de flyer over.
“Ballet?” zeidie. Ik zuchtte.
“Zou kunnen.” zei ik.
[Enkele minuten slechts was ik alleen geweest. Hoe dit te vertellen?]
Geketende jongens in alleen een slip. Was het geen droom?
{Mowl: nee, dan had ik beter kunnen kijken.}
Wat mooi, en duidelijk, de beide definities van Kant in dit verband weer eens te lezen. Zo zie je hoe een jongen slechts in slip gekleed je op slag weer even onmondig maken kan. Vertellen? Zo dus. Brrrr leest toch wel je dagelijkse verhalen?
{Mowl: ik overhoor ‘m ’s avonds.}