|
Tien dagen geleden was ik uitgenodigd om in de radiostudio te praten over m’n werk.
’t Was een rechtstreeks programma tussen elf en twaalf en reuzegezellig. Toen ik na afloop weer buitenstond voelde ik me eventjes een heuse ster. De hele provincie had me tenslotte gehoord!
Nou ja, dat dacht ik dan. Maar in werkelijkheid bleek er niemand die ik ken te zijn die had geluisterd. En dus bleef de telefoon stil, de voordeur onbezocht en de brievenbus leeg. Tien roemloze dagen lang.
[De enige mensen die het gesprek hebben gehoord bleken vandaag m’n tandarts en diens assistente te zijn. Ze vroegen me honderduit over m’n ervaringen. Jammer alleen dat m’n wang verdoofd was, m’n mond vol watten zat en mijn bovenkaak in een klem gefixeerd.]
René toch, je vijftien minuten wereldfaam moet je wel bedachtzaam inzetten natuurlijk.
{Mowl: m’n kans is verkeken, vrees ik.}
Internet killed the radio star?
{Mowl: we kennen gewoon geen mensen die op een doordeweekse dag naar de regionale omroep luisteren.}
Ik voel me al jaren onterecht een ster.
{Mowl: ja.}
Toch nog een beetje ster?
{Mowl: ’k moet de rekening nog krijgen.}
You could write here about your work.
For one, I would be very interested.
{Mowl: beter van niet, denk ik.}
Gelijk hebben ze. Wil jij de tandarts over zijn werk horen praten? Volproppen die mond.
{Mowl: ja maar, zij begonnen.}