“Dus jij kijkt helemaal niet naar voetbal?” Collega F kon het niet geloven.
“Hè bah, nee.” zei ik vol oprechte afschuw.
“Ik schat René meer in voor badminton.” peinsde collega A. “Da’s meer zijn sport.”
“Hoe kom je daar nu bij?” ontkende ik. “Ik kijk nooit sport.”
Dat was niet waar, bedacht ik meteen.
“Nou ja, heren turnen,” verbeterde ik mezelf, “dat wil ik nog wel eens kijken. Maar dan met de verkeerde motieven.”
[“Met diezelfde verkeerde motieven kun je toch ook naar voetbal kijken?” wierp F op. Hij heeft blijkbaar nog hoop voor mij.]
Sjeez… Dus Christiano Ronaldo is jou vreemd? (tip: hij speelt voor Portugal. Die kunnen best goed voetballen ook)
{Mowl: ’n sympathiek ogend gezelschap, moet ik zeggen.}
Ik had toneel. Ik haat voetbal.
{Mowl: een goede keus.}
Naast het mooie spelletje voetbal, vind ik vrouwenhockey wel lekker om naar te kijken.
{Mowl: dat ze in een kort rokje gebukt over ’t veld rennen heeft daar zeker niks mee te maken?}
Waarom zou je met die motieven naar voetbal kijken? Ze spingen allemaal al op elkaar, trekken hun kleren uit…he nee, er moet wel wat te raden overblijven. Heren turnen. Ik kijk mee!
{Mowl: heb je ’t over voetbal?}
Persoonlijk kijk ik graag naar kunstschaatsen
{Mowl: en dan vooral paren met verplichte figuren, vermoed ik.}