Zo groot als de man was, zo verfijnd was zijn uitmonstering en zo smal zijn halfopgebrande sigaar, die hij met een eenvoudige aansteker probeerde te doen herbranden, wat nog een hele toer was in de miezer waarin we stonden.
Hij keek bedrukt, al probeerde hij nog zó dat niet te doen.
“Wie wil er nou nog een vijftiger?” monkelde hij alsof het niets was. “Hoewel ik laatst nog een toffe baan voorbij zag komen. Toen ik solliciteerde kwam ik bij de laatste twee!”
“Nou, dat is voorzeker niet slecht,” zei ik snel. Hij keek me schuin aan. “Toch?” deed ik. Hij schudde zijn hoofd.
“Ik ben te oud,” zei hij, “en te laag opgeleid. Maar dit keer kwam de verwerping van onbeduchte zijde.”
Hij pauzeerde even.
“Gezien mijn ervaring was ik overgekwalificeerd,” zei hij, “óvergekwalificeerd!”
Hij hield zijn aansteker onder de klamme sigaar die nog steeds maar niet wilde branden.