Op de bank naast het gangpad was een jongen gaan zitten. Type stoer.

Hij gooide zijn rugzak op de zitting naast hem en streek met zijn handen door zijn donkere lokken. Zijn rechte kaaklijn was glad geschoren. Hij droeg een vale spijkerbroek en een donkerblauwe schipperstrui. De jongen legde een krant op de bank voor hem en plaatste zijn sneakers er tegen. Zijn bovenbeenspieren spanden zich. De spijkerstof trok strak.

Uit de rugzak haalde hij een pocketboek. De jongen begon te lezen. ‘Hoofdstuk 1’ stond er boven aan de pagina. De jongen las geconcentreerd. Hij leek het boek te drinken.

Ik wilde de titel weten. Vanuit mijn ooghoeken wachtte ik tot de jongen een bladzijde zou omslaan. Toen hij dat deed, verhuisde het boek naar de andere hand waardoor de voorkaft zichtbaar werd. Bouquet-reeks, zag ik.

Ik keek naar de lezende jongen. In een razende rust bezweek een pijler van mijn wereld.