Ik had ze daarnet betrapt. Nou ja, ik was binnengelopen en zag ’n tas op de tegelvloer. ’n Damestas. Of liever: ’n meisjestas. Die was door iemand achtergelaten, dacht ik. Ik wilde ‘m oppakken om naar ’t stationsloket te brengen, toen ik ze in ’n hoek zag staan: ’n jongen en ’n meisje. Ze stonden tegen mekaar zoals geliefden dat plegen te doen — maar dan bevroren. Ze hadden me duidelijk binnen horen komen.
Ongemakkelijk met de situatie nam ik maar plaats op ’n bankje. De twee bleven bewegingsloos staan.
“Zal ik maar weer weggaan?” besloot ik behulpzaam. ’t Bevroren paar bleef zwijgen. Dan lieten ze mekaar los.
“Nee, dat hoeft niet.” zeiden ze simultaan. ’t Meisje pakte d’r tas zonder me aan te kijken. Ik zag dat ze bloosde.
Lijkt of de nieuwe carmiggelt is geboren, leuk om te lezen
Ik ben onder de indruk van je schrijfsels. Prachtig.