|
Olvert, heette die. En hij was bijna drieënvijftig jaar geworden. In leven Koopvaardijkapitein, vertelde z’n steen. En z’n vrouw wisten we als Grietje. Dat was al. We schrijven anno 1854.
Honderdvijfenvijftig jaar nadien stond ik aan z’n graf op ’t hervormde kerkhof van Hollum. Er waren meer gedenkplaatsen zoals deze — soms enkel ’n steen, omdat ’t dode lichaam aan de zee was teruggegeven. Dat stond er dan op. Of ’t viel uit de schaarse informatie af te lezen. Of ik bedacht ’t zelf.
Maar ’t graf van Olvert was speciaal. Dat was niet leeg — o nee. Er lag voorzeker iets onder de steen. Al was niet duidelijk of ’t wel de resten van de benoemde waren. Of iets anders, iets duisters wellicht.
Er was namelijk slechts één ding helder, zoals de laatste woorden op de zerk ons in kapitalen waarschuwden.
Dit graf mag niet geopend worden, stond er gebeiteld.
[“Jij gaat nu zeker ’n schepje halen?” veronderstelde Brrrr. Lachend woof ik al die onzin opzij. Wat kent ie me toch goed, dacht ik tegelijk licht bewogen.]
In Cropredy wordt tijdens het jaarlijkse festival door iedereen heerlijk op het kerkhof geluncht en gedronken in de zon. Mits deze schijnt natuurlijk.
{Mowl: als ze echt stoer waren, zouden ze ’t ’s nachts doen. Bij volle maan.}
Teruggegeven aan de zee? Worden Amelanders geboren uit de zee, dan? En wie is dan de vader? Vragen, vragen, vragen.
{Mowl: al ’t leven komt uit de zee. Poseidon zal dan wel de vader zijn, denk ik.}
In Midsland op Terschelling ligt het kerkhof midden op het dorpsplein met daarom heen winkels en terrassen. Daar aten wij een pannenkoek. Ondertussen lazen we de teksten op de grafstenen. De oudste die wij zagen was van 1834.
{Mowl: pannenkoeken waren d’r wel, maar niet op ’t kerkhof. Misschien ’n idee voor de Amelandse VVV.}