Langzaam kwam de trein tot stilstand, enkele honderden meters voor het station. Een stem uit de luidspreker gaf uitleg.
“We wachten op een rood sein.” hoorde ik. De jongen op de bank voor mij richtte zich op.
“Wat zei hij?” zei hij.
“We wachten op een rood sein.” hielp het meisje naast hem. De jongen grijnsde.
“Dus als het rood wordt gaan we weer rijden?” zei hij. Het meisje was even stil. Ze dacht even na.
“O ja.” zei ze dan.
[De jongen maakte beknopt en efficiënt duidelijk hoe belangrijk de juiste woordkeus is. En ik was blij dat ik het eens een keer niet deed.]
Plaats een reactie