Mowl

Als ik niet leef, ga ik dood.


Verleden tijd

ballon

De mens die in een crisis verkeert, vertrouwt vaak niet meer op een gesprek, omdat de belangrijkste voorwaarde daartoe – het vertrouwen – voor hem teloor is gegaan.
Martin Buber (1878-1965)

We waren een hechte vriendengroep, in die tijd. Zo hecht, dat opname in de groep gepaard ging met het krijgen van een andere naam. Je had Peer en Wols, die geen Peer of Wols heetten. En Erik die Frits werd genoemd. En natuurlijk Joe die ooit Jos was gedoopt.

En zoals in elke groep kende de onze ook zijn eigen dissident. We noemden hem Jos – gelijk Joe, maar dan zonder ritueel. Thuis kenden zijn ouders hem als Jos, hij schreef zijn naam als Jos en wilde alleen als Jos worden aangesproken. Ach – buitenbeentjes heb je overal en zijn afwijkend gedrag werd geaccepteerd. Jos was het en Jos zou het blijven. Het maakte onze vriendschap niet minder hecht.

Jaren verstreken en het ondenkbare werd onvermijdellijk: na de middelbare school kozen de vrienden andere richtingen en daarmee andere levens. De hechte banden rekten uit en werden zo goed als onzichtbaar. Ik heb Peer nog één keer gezien, Wols nog eens gesproken en Frits en Joe ben ik helemaal uit het oog verloren. Ook Jos dacht ik nooit meer te zullen zien.

Tot hij opeens oog in oog met mij stond. Wat ouder geworden en dikker – wie dacht er op de middelbare school ooit aan een buikje? Blij verrast schudde ik zijn hand. Nog zoiets: ik geloof niet dat we ooit mekaars handen hebben geschud. We omhelsden elkaar toen en zoenden ons op de wang – maar handen schudden?

We spraken rakelings over vervlogen tijden, stipten het aan om de magie niet te verbreken. Even zwegen we en keken in elkaars ogen.

“Hoe is het nu met je?’ vroeg ik uiteindelijk.
Jos knikte.

“Ja -” zei hij met lichte aarzeling. “Ik ben getrouwd. Twee kinderen.” Ik knikte.
“Mooi.” Ik stelde vast in geen jaren zo’n nietszeggende reactie te hebben gegeven.

“En ik ben werkloos.” vervolgde Jos. Hij keek met een mengeling van wanhoop en gelatenheid.
“Weet jij misschien nog een baan?”

[Ik trok mijn lippen op. Nee, ik wist niks. Jos leek het ook niet te hebben verwacht.

“Nou, ik ga maar weer es.” zei hij.
“Ja.” zei ik.

We schudden de handen.]

  1. Hahaha, logisch… Je ziet elkaar in geen jaren en een van de eerste dingen die je doet is vragen voor een baan. Een ding kan je hem toegeven. Hij wil wel…

    {Mowl: maar ik kon niks.}

  2. Jammer dat zulke vriendschappen verwateren.

    Het is daardoor wel leuk om zo nu en dan zo iemand uit het verleden onverwacht te ontmoeten. Meestal dan.

    {Mowl: uit een andere wereld, lijkt het soms.}

  3. Ik kom de laatste tijd weer veel mensen van vroeger tegen…. gelukkig leuke contacten!
    maar van anderen is het vaak maar beter dat het herinneringen blijven…
    aldus.

    {Mowl: zie om en koester.}

  4. Als GI Joe had hij tenminste nog actionfigure kunnen worden.

    {Mowl: zijn vrouw en kinderen lieten dat niet meer toe. En zijn buikje.}

  5. […] Ineens was ik terug in de tijd van de middelbare school, jaren her. Ik dacht aan de hechte vriendengroep die na het behalen van het einddiploma uiteen was gevallen. Zo zou het later vaker gaan: de tijd heeft er een handje van om wat samen lijkt te horen te doen ontbinden. Het zal een natuurwet zijn. […]

  6. […] ”René!” riep Peer-die-geen-Peer-heet. […]

Plaats een reactie

Ontwerp een vergelijkbare site met WordPress.com
Aan de slag