“Fijn dat je donderdag komt.” zei Moeder door de telefoon.
“Ik heb er zin in.” zei ik.
“Mooi.” zei Moeder. “Is er iets wat je graag zou willen eten?”
“Het maakt me niks uit.” zei ik. “Ik vind alles lekker.”
“Maar er zal toch wel iets zijn waar je echt zin in hebt?” drong ze aan.
“Nee, echt niet.” zei ik.
“Eerlijk?” Ik besloot toe te geven.
“Nou vooruit.” zei ik dan. “Ik heb wel zin in hete bliksem.” Het werd even stil aan de andere kant van de lijn.
“Maar dan moet ik speciaal nog appelen halen.” zei Moeder.
[Ik had meteen spijt dat ik mijn mond niet had gehouden. Even dan toch.]
Wat is er mis met hete bliksem?
{Mowl: helemaal niks.}
Aandoenlijk intermenselijk.
{Mowl: en zo gewoon, eigenlijk.}