Een paardenbloem had zijn vruchtpluis losgelaten; ik zag het naar omhoog zweven, terwijl de taptoe klonk en de stilte nabij was.
Links van het plein was een nieuw huis opgetrokken. De bewoners stonden er voor de geopende ramen, zodat ze niks van de herdenking hoefden te missen.
Aan de andere kant woonden ook mensen. Er waren tenminste woningen. Twee bewoners stonden er op een balkon. Verder zag ik niemand.
Het plein zelf stond vol met mensen.
“We komen op televisie,” fluisterde iemand achter me bij het zien van de camera’s.
Ik had de neiging om mijn telefoon te pakken om te zien hoe lang het nog zou duren – maar ik wist me te beheersen. Ik probeerde de tijd te tellen, maar ook daar had ik geen gevoel voor. Langzaam zag ik de zon achter het monument zakken.
Dan viel de verstomming in. Ik keek omhoog en zag het pluisje stijgen.