|
Met ’n sporttas, ’n krantje en ’n beker koffie van uit de restauratie van ’t station loopt de jongen naar de elektriciteitskast aan de overkant van de straat. Daar zet ie de tas op de grond en de beker op de kast en slaat ie de krant open. Dat zie ik ‘m nu al enkele dagen doen.
Ik ben niet brutaal genoeg om te blijven staan kijken wat d’r verder gebeurt en in m’n fantasie — waar ik meestal veel plezier aan beleef — kom ik ook niet veel verder dan dat ie op ’n auto staat te wachten, waarmee die verder naar z’n werk rijdt. Hoe ik ook m’n best doe, m’n gedachten en m’n verbeelding blijven smetteloos rein.
Ik begin keurig te worden, constateer ik vol afgrijzen.
[’t Is misschien maar ’n tijdelijke inzinking, denk ik. Hoop ik. Bid ik.]
Then it is time
to start praying.
{Mowl: ja, maar naar wie?}
What else could he do
with a bag ,a mug of coffee
and a paper ?
{Mowl: dat ik daar geen gepast antwoord op weet, beangstigt me.}