
Ieder heeft een doel voor ogen, dat hij tot zijn dood nastreeft; maar voor velen is dat doel een veertje, dat ze voor zich uit blazen. Stendhal
“Gezellig.” dacht ik nog even toen ik onderweg voor een boodschap langs een huiskamer liep die gevuld zag met mensen. Als ik beter keek schrapte ik deze gedachte.
De mensen keken ernstig. Ze stonden ergens om heen. Ik zag iemand met de arm om de schouders van een ander. Dit was beslist niet gezellig.
Terug van de supermarkt zag ik de kamer leeg. Er waren geen mensen meer. Alleen bloemen. Bloemen voor het raam. Bloemen op een dressoir. En bloemen op het deksel van de kist in het midden van de ruimte.
[Eenmaal thuis ging ik twijfelen aan wat ik had gezien. Er zat niks anders op dan terug te gaan naar de winkel. Zo komt er niks van sparen.]
Ik sluit mij aan bij Cat; geen reunie zo gezellig als een begrafenis. Maar dat is altijd achteraf en aan het eind.
{Mowl: lijkt me ook de beste tijd en plek ervoor.}
Op het gevaar af een barbaar genoemd te worden: bij begrafenissen e.d. wil het nog wel eens erg gezellig worden…
{Mowl: wanneer zie je mekaar anders nog?}
Zo zie je dat dingen vaak anders zijn dan als op het eerste gezicht lijkt
{Mowl: daarom schreef ’k ’t ook op.}
Dat zal je leren om bij overleden buurtgenoten naar binnen te gluren.
{Mowl: moeten ze ze maar niet voor ’t raam zetten.}