Vroeger zou ik zijn doorgelopen met misschien nog een vriendelijk woord ofzo als teken dat ik haar wel degelijk had opgemerkt, maar vanwege de moderne omgangsvormen hield ik voor alle zekerheid halt toen ik een dame zag oversteken met een geleidehond en een witte stok met rode bandjes.
Meteen bleef de vrouw zelf ook stilstaan – midden op de weg.
Een naderende fietser week uit en reed achter haar langs.
“Ik rijd achter u langs, mevrouw,” meldde ze bij het voorbijgaan. Waarschijnlijk had ze ook de visuele belemmering van de voetganger opgemerkt.
Die draaide haar hoofd naar de wegrijdende fietser.
“Neemt u mij niet kwalijk,” reageerde ze, “maar ik bleef staan omdat ik iemand op het trottoir hoorde lopen.”
Ze had het over mij. Ik liep maar weer door. Nu merkte ik hoe mijn eigen hakken over de tegels klakten.
“Fijne dag,” wenste ik.
Maar ze hoorde me al niet meer.