|
Ik zag hem al toen ik kwam aangereden: de soldaat die voor de toegang tot het station wachtte.
Je weet hoe dat is met uniformen: dat levert een onweerstaanbare – meestal eenzijdige – aantrekkingskracht op. Bij mij in elk geval dan toch. Niet dat ik daaraan wilde toegeven (of misschien ook wel, ik ben ook maar een dier); de aanblik gaf de najaarshormonen in elk geval wel een extra duwtje.
Ik glimlachte naar de militair, die niet terugglimlachte. Zo stoer mogelijk fietste ik naar de muur waar ik de fiets tegenaan wilde zetten. Wat toen kwam gebeurde snel.
Lenig en zwierig tegelijk zwaaide ik mijn been over het zadel. Ik had daarbij niet aan mijn tas gedacht, die over mijn rechterschouder hing en nu tussen het zadel en mijn been zwiepte. De riem van de tas schoot om de knie, waardoor het been niet meer voor- of achteruit kon. Hulpeloos ging ik languit, de fiets tussen mijn benen geklemd.
Nu lachte de soldaat wel.
[Eigenlijk ben ik ook tegen het leger, besefte ik op dat moment.]
Ojee! Hopelijk was je fiets minder beschadigd dan je trots? 😀
Whoehahaha (sorry kan het echt niet laten)
{Mowl: er was verder geen letselschade. Dat begint nu pas te komen; door dit soort opmerkingen.}Â
Ooh… najaarshormonen kunnen dus ook gevaarlijk zijn…
{Mowl: en een te lange riem zeer zeker.}
Je zult er de oorlog maar mee moeten winnen.
{Mowl: met mij? Uitgesloten.}
Wel een orginele ( maar pijnelijke )manier om aandacht te trekken.
{Mowl: en onbedoeld.}Â