Met een druk op de spatiebalk presenteerde de man de kaart van Duitsland op het scherm achter zich.
“En zo proberen wij zoveel mogelijk Duitsers naar Nederland te laten komen.” betoogde de spreker. Ik boog naar mijn buurman.
“Dat was in 1940 anders niet zo’n succes.” grapte ik. Mijn buurman lachte niet. De spreker duwde weer op de spatiebalk. Eén voor één kwamen de contouren van andere landen tevoorschijn.
“Polen, Oostenrijk, Tsjechië.” noemde de man. “Daar zijn onze kantoren.” Ik leunde weer opzij.
“Gunst,” fluisterde ik, “Het lijkt wel één Rijk.” Het bleef stil naast me.
“Dankuwel voor uw verhaal.” applaudiseerde de gastheer van de dag. Hierna haalde hij een papiertje tevoorschijn en richtte zich tot de toehoorders.
“En dan nu over de bezetting van volgende week.” begon hij.
“Jeetje,” giechelde ik, “volgende week al.” Mijn buurman draaide z’n hoofd. Hij keek me strak aan.
“Je had zeventig jaar eerder moeten leven.” snerpte hij.
[Ik reageerde maar niet. Met zo’n zuurpruim win je ook geen oorlog.]
Hihi. Ik heb die neiging ook altijd. Ik bedoel maar: als we er, Duitsers en Hollanders, nu nog niet om kunnen lachen (soms), dan geven we die nazi’s gewoon teveel credit, toch? Maar toch, als ik in functie ben ergens, dan probeer ik me wel in te houden. Maar in mijn functie ontmoet ik dan ook wel heel veel Duitsers. (Don’t mention the War!)
{Mowl: wat ben je dan? Fietsenheler?}
Met zuurpruim bedoel je jezelf?
{Mowl: maar natuurlijk niet.}
…….spraktie met een duits accent?
{Mowl: nee, Diets.}
Geniaal !!!
{Mowl: ja? Ja!}
(heb m getwitterd)
{Mowl: da’s nou es aardig.}
GENIETEN!!!!
Ik ook!
{Mowl: jij ook.}
Had ik naast je gezeten
dan had ik dubbel gelegen!
{Mowl: ach, was jij m’n buurman maar.}