|
D’r waren papieren zakdoekjes uitgedeeld in de stad, waarvan ik d’r twee verpakkingen had weten te bemachtigen. Nu, terug op m’n werk, was ’t Grote Afwachten begonnen.
“Waarop dan?” reageerde Brrrr toen ik ’m dit vertelde.
“Nou gewoon.” antwoordde ik. “D’r zijn nog wel es mensen die bij me aan m’n bureau in snikken uitbarsten.” Ik glimlachte. “En nu kan ik ze iets aanbieden om mee te deppen.”
[’t Eerste doekje was vandaag voor ’n vrouw wier ogen traanden omdat ’t buiten zo koud was. En ’t tweede voor ’n pen die was gaan lekken. Tja. Maar toch. ’t Is ’n begin. Afwachten dus, zoals ik zei.]
Een beetje zielige mensen aan het huilen maken zeker?
{Mowl: heerlijk.}
Ze zijn ook fijn voor whiteboards, als die wisser weer eens weg is.
{Mowl: ik gebruik altijd m’n mouw.}
En… is er al een neus gesnoten? gesnuit?
{Mowl: gesnoten. Nee.}
Kijk maar uit, René…voor je het weet, weet iedere traan je te vinden. Dan heb je niet voldoende aan die twee pakjes.
{Mowl: op is op.}
Heerlijk kun je nu de reddende zakdoek uit gaan reiken
{Mowl: en ’t staat zo attent.}
Take care…. you might need
the next one yourself.
{Mowl: dan heb ik nog altijd m’n katoenen lapje.}