|
“Wanneer ik nu ’n anorexiameisje tegenkwam, zou ik d’r zeggen dat ze dik is.” zei de jongen met de voeten op de stoel tegenover ‘m. De jongen met de witte das en ’t meisje lachten.
“Ik ben nou eenmaal in die stemming.” zei de jongen met de voeten. ’t Was eerder ’n uitdaging dan ’n verontschuldiging. De jongen met de witte das en ’t meisje lachten.
“Jongeman.” zei de conductrice die opeens was verschenen. Ze wees naar de voeten op de stoel. De jongen liet ze op de grond glijden. Dat was voldoende voor de conductrice. Ze verdween door de schuifdeur. Meteen legde de jongen z’n voeten weer terug op de zitting. De jongen met de witte das en ’t meisje lachten.
[“Die jeugd van tegenwoordig.” laakte ik later. “Lekker, hè.” zei Brrrr.]
Als de conductrice vertrokken is, durft het lafbekje wel.
{Mowl: en ik maakte d’r ’n foto van. Stiekem, natuurlijk.}
“Zit jij thuis ook altijd met je schoenen op de bank?” “Knipt u thuis ook altijd kaartjes?”
{Mowl: liet ik de deur open?}
Dwars maar zonder lef.
{Mowl: en ik dan? Ik heb d’r niks van gezegd.}
Some of them laugh, but don’t know why.
{Mowl: wat zou ’t zijn? Onzekerheid, denk ik.}