Eenenveertig

Het was blijkbaar de tijd der vaderlozen, waar ik in was getreden. Want ook zij, die dame van vijfentachtig, had geen idee van wie zij kwam.

“Hij zou een Franse graaf zijn,” vertelde ze, “die op de plantage waar mijn moeder werkte drie vrouwen had bezwangerd. Maar er was een gravin, dus waren wij een schande. Nou ja, misschien een euvel, dat kon worden verholpen met wat geld en een invalvader. Mijn moeders eer was er door gered en, wat belangrijker was, het blazoen van de graaf gezuiverd.”

De herinnering deed haar ogen sprankelen.

“Mijn broer kende mijn vader,” zei ze, “en die was lang en blond, met blauwe ogen. Nou, daar leek ik helemaal niet op. Maar dan pochte ik over de erfenis die ik van de graaf had gekregen.

O ja, zei mijn broer, wat dan?

Mijn voeten, zei ik, ik ben hier de enige met maat eenenveertig.

Standaard