Gang

Het menselijk hart is een kerkhof van begraven verwachtingen. Peter Sirius

Er stonden twee mannen in het gangpad met elkaar te praten en ik moest passeren.

“Pardon,” zei ik, “mag ik voorbij?”

Mijn verzoek was meer dan alleen een onderbreking van hun gesprek, zag ik. Met merkbare tegenzin schoof de ene een stap aan de kant. Ik moest hiermee genoegen nemen, was de boodschap.

“Kunt u misschien iets verder opzij gaan?” waagde ik desalniettemin. Nu was een meewarig lachje mijn antwoord.

“Tjongejonge,” kwam daarop, terwijl hij ostentatief een grote stap achteruit zette. “Is dit ver genoeg voor je?”

Ik zei niks, maar nam de geboden ruimte aan met stille gram. Na het langsgaan hoorde ik de twee gniezen.

“Horken zijn het en het wordt steeds erger!” fulmineerde ik later. “Wat mij betreft verplichten ze die mondkapjes meteen, met fikse boetes voor elke overtreding. Misschien dat dat ze zal leren.”

Mijn collega hoorde mijn uitval aan.

“Minder koffie voortaan?” opperde hij voorzichtig.

Standaard