Nee, geloof mij niet – wie zou mij geloven?
Mij, met die ballast op mijn rug?
Met het kwaad dat ik meedraag
En de bitterheid die ik kreeg?
Wie gelooft als ik vertel,
Als ik in jouw ogen kijk,
Je hart voel
Je ziel
Wie gelooft dat jij zo bent,
Zo mooi als ik nooit heb gezien
Dat als ik je voel, ik leef
En dat ik leef doordat je voelt
Geloof mij niet – waarom zou je me geloven?
Van je lach, hoe die komt rollen
Overdondert
Overwint
En je tranen, onze tranen
Dat ze komen uit een bron
Hellediep
Uitgedroogd
En al sta je zomaar voor me
En ik zie je en ik voel
En ik hoor en proef en weet
Ik zeg het niet
Ik zwijg
Want wie zou het geloven
Wat ik zelf amper aanvaard
That poem stands on itself.