“Staat hier misschien een gevonden witte paraplu?” vroeg ik aan het loket van het station. De dag ervoor had ik hem nog vanuit mijn vertrekkende treincoupé tegen het bankje op het perron zien staan.
De mevrouw van het loket keek achter zich.
“Nee.” zei ze. “Geen witte.” Ze keek nog es. “Wel een grijze.” En ze haalde hem tevoorschijn. “Hij staat hier al heel lang.”
“Die is niet van mij.” deed ik nog even grootmoedig. Toen klonk van buiten een donderslag.
“Maar ik vind hem goed.” besloot ik en pakte hem aan. De mevrouw van het loket glimlachte.
[Even later liep ik fier over het perron, beschermd tegen de stortregen door mijn nieuwe grijze paraplu. Met enig leedvermaak zag ik genoeg andere regenschermloze reizigers rennen met opgetrokken kragen of capuchons. Ha! De losers!]
Ik heb trouwens nog een witte paraplu hier staan. Wil ik wel terugruilen voor jouw grijze…
{Mowl: met alle genoegen.}
Tuuuuuuuurlijk René! Of zoals we hier in vlaanderen zeggen, vaneigens.
Jij verliest zogezegd je paraplu en krijgt er meteen een andere voor in de plaats? Valt dit soort ‘kwijtraken’ niet onder de noemer van sluikstorten? 🙂
{Mowl: de witte was beter en groter dan de grijze, hoor.}
…altijd een…
{Mowl: ja?}
Eens een dief…
{Mowl: nou?}
Op Lowlands hadden ze een rolstoel gevonden.
{Mowl: d’r is vast een wonder gebeurd.}
Een vers gespeerde jak? Nee, die hebben we niet…
{Mowl: maar wel een regenjak.}
Paraplu’s één van de meest gevonden voorwerpen vermoed ik 🙂
{Mowl: is dat zo? Ik verlies ze vooral.}
Nee geen paraplu, wel een kameel, staat hier al heeeel lang
{Mowl: heb je wel es een natte kameel geroken? Nee, dank je.}
En we hebben ook nog een paarse krokodil.
{Mowl: beter dan een kameel.}