Haar van Twee

Tegenspoed komt zelden te laat en altijd te vroeg. Jan Boschmans

We kwamen Haar van Twee tegen.

Ik herkende haar niet – Lief wel: terwijl ik haar elke dag begluurde. Nou ja, verkende. Dat klinkt minder sociaal ongewenst.

Ze kwam aangelopen met een rolkoffer door de sneeuw en zij begroette ons.

“Jullie wonen toch tegenover mij?” wist ze, “Ik zie jullie zowat elke dag.”

Ze vertelde dat ze een weekeinde was weggeweest (“Niet ver hoor, alleen maar naar de Bult”) en dat ze blij was dat ze weer zowat thuis was.

“Daar is het toch het fijnst.”

Het werd tijd om ons voor te stellen en ook zij noemde haar naam. Ik wist meteen dat dit het einde is. Ik vertelde het Lief ook, toen we afscheid hadden genomen.

“Hoe dat zo?” vroeg hij.

“Nu ik weet wie ze is en hoe ze heet, kan ik haar nooit meer observeren zoals ik heb gedaan,” klaagde ik.

“Begluren,” corrigeerde Lief.

“Oké,” zei ik.

Standaard