De vrouw aan de overkant van de straat keek in haar handpalmen, voordat ze langzaam begon te wiegen. We zagen haar dat steeds doen, telkens weer als we voor het raam naar haar keken.
“Wat krijgen gelovigen eigenlijk in het leven na de dood?” vroeg ik hardop. R haalde zijn schouders op.
“Vraag het niet aan mij.” zei hij. “Ik heb religie achter me gelaten.” Ik wist me vaag nog iets te herinneren.
“Een beter leven, denk ik.” zei ik. “Ik heb gehoord van rijk gevulde tafels, goede wijn en alle dagen feest.” Ik pruilde mijn lippen. “En iets met maagden, geloof ik.” R keek bedenkelijk.
“Daar haak ik af.” zei hij. “Maar verder lijkt me dat best tof.” Ik knikte.
“Precies.” zei ik. “Genieten is dus een beloning. Een deugd.” R keek naar de gehoofddoekte vrouw aan de overkant.
“Waarom mag dat dan niet voor de dood?” vroeg hij.
René, je moet toch echt vaker stukjes tikken hier. Ik mis ze.