“Misschien is dat wel iets voor jou?” stelde collega J voor. Ze probeerde iemand te ronselen voor een Belangrijke Dag. Ik was haar laatste hoop.
“Is goed.” zei ik en opende mijn agenda. “Wanneer is het en waar?”
“Dan en dan.” zei collega J. “In het voetbalstadion.” Ik keek haar wazig aan in afwachting van aanvullende aanwijzingen.
“Het voetbalstadion.” herhaalde ze alsof dat voldoende moest zijn. “Je weet toch wel waar dat is?”
Ik schudde driftig mijn hoofd.
“Als het nou es de Mode-Academie was.” zei ik.
[Collega J zuchtte es diep. Ze had er al spijt van dat ze het me had gevraagd, zo leek.]
Het voetbalstadion is die plek waar 22 kerels in merkkleding over een veld en achter een bal rennen.
{Mowl: kijk, daar heb ik wat aan.}
Mode-Academie?
{Mowl: iets verder dan ’t museum voor moderne kunst.}
Homo.
{Mowl: ontkennen heeft geen zin, geloof ik.}
je doet ook geen enkele moeite om een beetje te integreren.
{Mowl: ik wel, maar de rest niet.}
Waarschijnlijk heb je niet eens echt naar haar geluisterd en “is goed” gezegd zonder dat je wist waar ze het over had.
{Mowl: ik ben nogal makkelijk, geloof ik.}