Nakomen

Knellende banden laten niets te wensen over. Gerda I.M. Spronck

“Waar zijn jullie?” Hij liet zijn wenkbrauwen springen. “Ik dacht dat wij hier…” De zin bleef onvoltooid. “Laat ook maar,” zei hij, “kan gebeuren.”

Hij, meer jongen dan man, nam een slok van zijn bier.

“Als ik nu de bus neem naar huis, kan ik daar mijn auto pakken en dan ben ik rond half twee bij jullie.”

De telefoon sprak kennelijk bezwaren.

“Nee, geen probleem. Of meuren jullie dan soms al?” hoonde hij voortijdig dat argument al weg.

Er was nog meer tegenin te brengen.

“Nee, nee,” beweerde hij, “er zijn daar nooit controles en zo wel, dan pakken ze me toch niet.”

Het was even stil aan gene zijde. Hij dronk zijn bier leeg en wilde zijn jas aantrekken.

“Tenzij jullie zeggen dat je liever niet hebt…” legde hij zijn hoofd op het hakblok. Hij ging subiet zitten, met een hand nog aan zijn kraag.

“O.” zei hij.

Standaard