Ik vond het eigenlijk wel gek – of beter: bijzonder, dat ze zomaar was gestopt toen ze langsfietste. Zo vaak gebeurt het niet dat een vreemdeling afstapt voor een praatje.
“Nederlanders beginnen altijd over het weer,” lachte ze. Het was nu al een lange tijd heet en droog, dus het klopte wel wat ze zei.
Ze vertelde dat ze uit Iran kwam.
“Uit de hoofdstad – Teheran?” vulde ze vragend aan. Opgelucht knikte ze toen ze merkte dat ik ervan gehoord had. “Daar kan het ook warm zijn,” zei ze, “maar hier,” ze blies haar wangen bol en wapperde met de handen, “hier is het meteen zo benauwd.”
“Heeft u het niet warm zo?” vroeg ik, wijzend naar de hoofddoek en de lange zwarte jas met gesloten kraag en mouwen. Ze trok ze even recht.
“Warm?” herhaalde ze, “nee hoor.” Dan schoot ze in de lach. “Niet heel erg warm, begrijp je?”