“Ach meneer,” vroeg de vrouw bij de geldautomaat, “is dit eigenlijk wel een geldautomaat?” Ze probeerde intussen vergeefs haar bankpasje in het lichtstreepje boven de gleuf van ’t apparaat te duwen.
“U kunt uw pasje het best in de gleuf duwen.” was ik haar behulpzaam. Ze haalde de bril van haar neus en keek me verbaasd aan.
“Meent u dat nou werkelijk?” zei ze. “Is dat nieuw dan?”
“Probeert u het maar es.” moedigde ik haar aan. De vrouw zette de bril weer op.
“Verdorie.” vloekte ze beschaafd. Ze keek naar de grond. “Nu is er ook nog es een glas uit m’n bril gevallen.”
[Ze hervond het brillenglas en stopte alles terug in haar tas. “Ik doe het wel een andere keer.” besloot ze. “Het is er vandaag blijkbaar niet zo’n goeie dag voor.”]
Soms veranderen de geldautomaten sneller dan ik ga pinnen en dan denk ik, tiens, hing hier vorige maand geen andere?
{Mowl: o, deze vrouw was een Belg?}
Het is ook wel lastig hoor, pinnen.
{Mowl: ze leek me te jong voor dat probleem. Maar ik heb me vergist.}
Je hebt niet aangeboden het voor haar te doen (en als servicekosten wat voor jezelf bij te pinnen?)
{Mowl: tuurlijk wel. Maar ze had ’r gewoon genoeg van.}
Soms zit alles gewoon tegen
{Mowl: dan kun je beter even terug in bed.}
For everything, turn, turn, turn, there is a season, turn, turn, turn
{Mowl: o ja, ’t is de week van de jaren zeventig.}
Je hebt die ouwe taart (doos?) niet d’r gleuf gewezen?
(kuch)
{Mowl: je bent best wel ordinair, niet?}